Verhaal De kerstengel met het verkilde hart.

Een kerstengel zweefde zoals alle kerstengelen in de kerstnacht door de hoge koude hemel naar de besneeuwde aarde om extra licht in de huizen van de mensen te brengen. Als de engelen zagen dat vaders en moeders liefdevol met hun kinderen aan tafel zaten, grootmoeders verhalen vertelden aan hun kleinkinderen en oude vrienden de eenvoudige maaltijd deelden, dan werden de harten van deze engelen verwarmd. De mensen merkten dit ook hoewel zij niet wisten dat zij bezocht werden door engelen. Maar zij voelden zich dan nog behaaglijker dan zij zich al voelden en keken dankbaar naar hun geliefden die hen gezelschap hielden.

De engel was niet rechtstreeks naar het huis gegaan die haar was toebedeeld. Aan het begin van de avond waren de huizen namelijk verdeeld onder de kerstengelen. Dit gebeurde zonder woorden. Na het samenkomen van de kerstengelen voorafgaande aan de tocht naar aarde, wist iedere engel zijn of haar pad van die nacht.

De engel had eerst een ronde om de kleine stad gemaakt waar zij moest zijn. En tijdens deze ronde had zij een houten hutje aan de rand van de stad gezien. De stad lag naast een bos, dat er nu kaal en donker bij lag. Dieren hadden moeite eten te vinden onder de sneeuw en tussen de dorre takken. De engel dacht eerst dat het een speelhutje was, door kinderen gemaakt van afvalhout voor hun spel, maar zij had de aanwezigheid van levende zielen in het hutje gevoeld. En alhoewel zij op weg moest naar de huizen met kerstvierende mensen, kon zij het niet laten in het lage krakkemikkige hutje te kijken.

In de kleine donkere kille ruimte zaten twee kinderen, een klein meisje met vieze lange bruine haren en een iets grotere jongen met grote donkere ogen. Zij waren verdrietig en hadden het koud. De jongen sloeg een versleten deken om het meisje heen en probeerde niet te klappertanden. ‘Moeder komt als zij eten heeft gevonden’ zei de jongen tegen zijn zusje. ‘Waar blijft ze dan’ vroeg het meisje zachtjes. ‘Het zal moeilijk zijn vanavond, mensen doen niet graag de deur open tijdens het kerstfeest’ zuchtte de jongen.

De engel staarde nadenkend voor zich uit. Wat bedoelt de jongen? Deuren worden niet graag geopend tijdens het kerstfeest? De engel vloog nog beduusd naar haar eerste huis, een groot statig huis naast de molen. Daar zat een gezin aan een grote degelijke eiken tafel, vader, zijn vrouw, hun vier kinderen, een oudere zus van de vrouw en grootvader van vaders kant. De hele familie had hun beste goed aangetrokken, kleding gemaakt van dure en degelijke stoffen. De tafel stond vol met het zondagse servies, grote schalen gevuld met heerlijke gerechten, gebraden kalkoen, gebakken forel, stoofschotel, gesmoorde groentes en vette jus. De vader kneep zijn vrouw in haar hand en grinnikte. ‘Wat een berg eten! Dat gaan we nooit opkrijgen!’

En de vader bleek gelijk te hebben. Allen hadden volle borden opgeschept, twee, een enkeling zelfs drie, maar de schalen waren nog niet leeg. Toen de vrouwen de tafel afruimden zei de vrouw des huizes tegen haar zus ‘gooi het maar weg. Ik heb voor morgen nog van alles in de kelder staan, konijn, makreel en meer. Met kerst hoeven we niet twee keer hetzelfde te eten.’ ‘Wat je wilt’ zei de zus. ‘Maar wacht even, gooi het allemaal niet in de bak achter het huis, want dan komen die zwervers van buiten het dorp hier straks rondlopen. Doe het maar in emmers, dan gooi ik het morgen wel bij de varkens van de boer. Haal ik meteen nog wat sappige worst voor morgen.’ En de vrouw keek verlekkerd bij het vooruitzicht.

De engel geloofde haar oren en ogen niet. Zij voelde haar hart verkillen. De mensen in het huis kregen een akelig gevoel van binnen. Opeens bekeken zij elkaar met andere ogen. De zus voelde zich jaloers op haar jongere zus. Wat stond zij haar nu te commanderen, alsof ze meer was omdat zij wel een vent en kinderen had. De vader vroeg geërgerd of de dames nu eindelijk eens klaar waren met hun werk of dat zij hun tijd bleven verkletsen. Grootvader werd moe van die vermoeiende en vervelende kinderen en de kinderen begonnen te dreinen en elkaar te klieren. Ondanks dat het kerstfeest was, stuurden vader en moeder de kinderen vroeg naar bed gestuurd en trok grootvader zich terug in zijn slaapkamer.

Ik wil hier weg, dacht de engel, en zij haastte zich naar het kleine hutje buiten het dorp. Daar zag ze dat de moeder terug was gekomen, de engel herkende de langere donkere haren en grote donkere ogen. De moeder zag er vermagerd en vermoeid uit en vertelde haar kinderen dat ze helaas nog geen eten had gevonden en dat zij beter alvast konden gaan slapen. Zij ging weer op zoek en zou heus wel iets vinden. De kinderen keken naar hun geliefde moeder en gaven haar een glimlach. De moeder ging weer snel op pad en wist niet dat de kinderen niet durfden te gaan slapen. Bang dat wilde dieren maar ook de honger hen tijdens hun slaap zou overwinnen.

De engel vloog met de moeder mee en wees haar stiekem de weg door de donkere kille nacht. De moeder wist niet waarom, maar zij had het gevoel dat zij naar het grote statige huis naast de molen moest gaan. Van de mensen in dit huis had zij nooit eten gekregen. De vrouw des huizes had haar zelfs eens weggejaagd met een mattenklopper. Maar haar gevoel was zo sterk dat zij bijna als vanzelf naar het huis liep. Toen zij voor de deur stond, durfde ze niet aan te kloppen. De engel ging naar binnen en dacht met liefde aan de vrouw voor de deur en haar twee hongerige kinderen. De volwassenen in het huis hadden last van een leeg gevoel van binnen, kil en neerslachtig en snakten naar goedheid. Plotseling stond de vader op en liep naar de deur. Daar stond een mager en vies mens hem met grote ogen aan te kijken. De vader keek haar aan en keek toen ernstig naar zijn vrouw. Deze knikte en liep naar de bijkeuken. Daar stonden twee emmers vol met het eten van die avond. Het was nog warm en het rook heerlijk. De vrouw zette de emmers aan de voeten van de zwerfster en probeerde bemoedigend naar haar te glimlachen toen zij het niet durfde aan te nemen.

De engel zag het gebeuren en zij voelde haar verkilde hart warmer en warmer worden. De mensen in het huis dachten dat ze opstegen, zo licht leek het opeens in de kamer. Ze vroegen de zwerfster binnen te komen, maar zij vertelde hen dat zij het eten snel naar haar kinderen moest brengen. De man trok direct zijn warme jas aan en haalde zijn handkar uit de schuur. Zwijgend liepen de zwerfster en de man naar het hutje. De man aarzelde even en ging toen het hutje binnen en even kreeg de moeder een angstig gevoel van binnen, maar na een fractie was dit gevoel al weer weg. Het leek allemaal goed te zijn. De man droeg de kinderen, ieder onder een arm, naar buiten en tilden hen zachtjes in de handkar. Zo liepen zij terug naar het grote huis. Voor de deur stopte de man zijn kar, en tilde de kinderen uit de kar. De vrouw des huizes deed de deur vlug open en de kinderen werden op de bank gelegd. De zus van de vrouw had ondertussen drie borden opgeschept met het lekkere eten en gaf dit aan de kinderen en hun moeder. Deze begonnen voorzichtig te eten en daarna met steeds grotere happen. Het hart van de engel was onderwijl gaan gloeien van warmte en de mensen van het huis voelden zich gelukkiger dan ooit. Zonder het met elkaar te bespreken wisten zij dat de moeder en haar twee kinderen zouden blijven.

 

Wat zij niet wisten was dat hun huis was omringd door bijna alle bewoners van het kleine stadje. Want nooit eerder, zelfs niet met kerst, hadden de stedelingen zoveel licht uit een huis zien schijnen. En de kerstengel besefte dat zij klaar was voor deze nacht en zweefde terug naar de hemel.

 

Charlotte de Lange